Dit is een topic van De Praktische Boeddha, de eigenzinnige “gids voor een goed leven”. De Praktische Boeddha gidst je door zowel grote levensvragen,: hoe je kan omgaan met en nadenken over: “moeder waarom leven wij? “Is geld werkelijk zo belangrijk?” “Bestaat de hemel, wat is Nirwana?” of dagdagelijkse bekommernissen : “mogen we nu eigenlijk dieren doden of niet?” of “ambitieus zijn zonder er zenuwen van te krijgen :)” Hier volgt een bezinning over de topic “Geld”, de filosofie van geld.
klik op deze link als je een overzicht van de topics wil of de algemene filosofie over “De Praktische Boeddha” http://www.geertfiers.com/index.php/2013/09/21/de-praktische-boeddha-the-practical-buddha/
Geld is een raar beestje, omnipresent, wellicht niet omnipotent maar kan toch heel veel macht meebrengen. Iedereen is er quasi dagelijks mee bezig, van de grootste sukkelaar die het nodig heeft om het te overleven tot de rijkste stinker die het accumuleren ervan als hoogste doel beschouwt. Zelfs de mensen die de groei willen temperen en een minder hectisch leven voorstaan halen achter de hoek hun vlag boven om te staken tegen elke beperking van groei voor lonen en uitkeringen. Je kan er in de “beschaafde” wereld dan ook niet omheen; zonder geld geen water, geen eten, geen dak boven je hoofd.
Geld is een ongelooflijk fenomeen en de grootste conventie van de mensheid; die conventie of ongeschreven afspraak zegt dat je voor een dag hard zwoegen een digitaal cijfer op een server (die je niet weet staan) krijgt. Die zegt dat je zonder dat cijfer(tje) vandaag geen eten zal hebben. Soms neemt het de vorm aan van papier, hoe primitiever de maatschappij of de zeden, hoe meer papier er nodig is; maar dan nog : het blijft nog steeds maar een stapel bedrukte velletjes. Toch plooien we er allemaal voor, van de grootste machthebbers tot de armste mens, we aanvaarden dat het digitale cijfer of pakje papier het gros van je leven bepaalt. De conventie wordt zelden in vraag gesteld, noch door de organisatie met de nobelste motieven, noch door de drugsbaron of lugubere wapenhandelaar.
En toch is het niet zo rechtlijnig als we denken, bijvoorbeeld “Geld = Macht”, gaat af en toe op, maar helemaal niet altijd; de rijkste mens is niet de machtigste of omgekeerd.
Geld geeft je aanzien, naargelang het land waar je woont zal het bezit en het tonen dat je “geld” hebt je op zich een zeker aanzien geven. Maar in onze sociaal-democratische modellen volstaat dat (gelukkig) meestal niet en is het ook geen voorwaarde voor sociaal respect. Als je een fortuin vergaard hebt op een onkiese manier : drugshandel of oplichting bvb., dan zal je daar binnen het criminele milieu wellicht opgang mee maken, maar binnen een bredere sociale laag ga je er absoluut geen hoge ogen mee gooien. “Opvallend consumptiegedrag” dat dikwijls samengaat met het onwelvoeglijk vergaren van fortuin zal je eerder meewarige blikken opbrengen dan respect. Een hardwerkende bakker of metser die een zekere welstand verwerft, een toegewijde leraar of huisdokter zal in die context terecht meer achting oogsten.
Hoe belangrijk onze conventie over geld is wordt bewezen als er gaten in de afspraken vallen, als “het financiële systeem in gevaar komt”; als we morgen met genoeg zijn die de conventie breken kan dat dezelfde proporties aannemen als en de grootste natuurrampen.
Ik schets hier grove categorieën van de betekenis van geld vanuit het standpunt van een individu – “grove” want het zou een boek op zich vragen om dat in detail toe te lichten.
1. Het overlevingsniveau; op dit level betekent geld gewoon dat je “overleeft”, je moet er hebben om te eten, niet om te komen van de kou als het vriest, om kleren te kunnen dragen en een dak boven je hoofd te voorzien. Die laatste twee zijn niet overal noodzakelijk, vandaar dat je in sommige landen met zo goed als geen geld kan overleven; maar in de meeste landen heb je wel centen nodig.
2. Het consumptieniveau
Je overleeft en kan je eigenlijk alle dagelijkse producten kopen die je nodig hebt; je kan je favoriete chocolademerk smullen en naar de film gaan, een fitness abonnement betalen en regelmatig uit eten gaan.
Op dit niveau word je echt met de eerste keuzes geconfronteerd, minder ik wat op mijn uitgaven en leg ik geld opzij voor kapitaalsgoederen (een auto) of zelfs voor een eigens huis of appartement. Je kan die keuzes niet alleen maken : je “moet” ze maken omdat er niet genoeg geld voor handen is om alles wat je wil te consumeren en daarbovenop nog eens lange-termijn keuzes te kunnen maken.
Laat me hier de term “Conspicuous Conspumtion”, uiteenzetten. Het spenderen van geld en het verwerven van producten en diensten om economische welstand te etaleren, zo zou je het kunnen samenvatten. De Nederlandse vertaling “Opvallende Consumptie” vind ik eigenlijk geen geslaagde vertaling; ik zoek nog steeds naar een goede. Het komt er op neer dat je je identiteit in grote mate mee laat bepalen door hoe je consumeert, je wordt gedefinieerd door welke kleren, accessoires je draagt, met welke auto je rijdt en bij uitbreiding in welk huis je woont … Er bestaan ongeschreven gedragscodes over wat je wel en niet kan kopen als je in een bepaalde consumptie klasse verkeert; ook als je tot een bepaalde sociale groep behoort en er is een onderliggende samenhang die moet kloppen. Een Mercedes van 50 duizend Euro voor een rijshuisje van 120 duizend Euro valt wat uit de toon bvb. Met een Bently rijdt je niet als je niet tot de upper-class behoort is een ander vb. Er is niets mis met dit soort koopgedrag, een heel belangrijk gedeelte van de economie draait erop, of we dat nu goed vinden of niet. In Europa gaan wordt er op zijn minst met gemengde gevoelens naar gekeken : iemand die zich enkel via gekochte producten en diensten kan profileren wordt ook al eens meewarig bekeken; in Azië leeft de Consumptiekerk ongegeneerd.
Hoe ga je daar nu mee om? Wat zegt de Praktische Boeddha? Als je gans je wezen, geluk en goed gevoel laat afhangen van de juiste handtas of een bepaald merk en type auto ben je in feite nogal zielig natuurlijk. Als je zelf in voldoende zicht hebt waar je waarden en prioriteiten liggen is er anderzijds niets mis mee, zolang je beseft wat je doet en waarom; als je de huur niet kan betalen maar je vindt het wel nodig om op champagne uit te gaan heb je een probleem natuurlijk.
Persoonlijk tracht ik er redelijk “onthecht” naar te kijken, ik tracht nooit mijn identiteit te verbinden aan relatief banale consumptie; maar zoals gezegd in mijn inleiding ben ik niet altijd even consequent geweest :).
3. Het comfortniveau.
Je moet de grote keuzevragen niet (meer) stellen : je huis is afbetaald of je kan het probleemloos afbetalen of huren. Als je een auto wilde heb je die, en je zal ook niet sukkelen als je een nieuwe moet kopen. Luxe-uitgaven zoals reizen of duurdere kleren kunnen als je dat wil…
Het leven ziet er financieel zonnig uit; echter je moet op dit niveau wel economisch actief blijven om de machine te kunnen laten draaien; job-verlies of zware ziekte kunnen roet in het financiële eten gooien. Verval je voor lange tijd in werkloosheid dan zal je terug keuze moeten maken : auto of reizen; een kleiner huis of zwaar besparen op alle dagdagelijkse zaken. Het comfort niveau omhelst wat in economische termen voor de “middenklasse” staat, het is de breedste laag van de bevolking en de sterkhouder van het economisch weefsel. Het mag dus zeker een maatschappelijk streven zijn om zoveel mogelijk mensen door werken toegang te laten krijgen tot dit niveau.
4. Het “fuck off” niveau.
Dit is het niveau waarop je genoeg geld hebt om je levensstijl te financieren zonder dat je daar tegen iemand vriendelijk moet zijn. Let op : ik vind vriendelijk zijn een vereiste om een goed leven te leiden. Maar het gaat om doen wat je wil zonder al teveel sociale compromissen. Daar gaat het over : je wordt buitengesmeten op je werk, dat doet pijn, maar als je financieel “so what” kan zeggen scheelt het een slok op de borrel.
Hoewel niveau 2 in onze contreien relatief makkelijk te bereiken is, is niveau drie absoluut niet evident. Hoewel : het gaat zeker niet enkel over wat er binnenkomt of wat je hebt, maar ook en vooral over wat je meent nodig te hebben. Je kan je mentale vrijheid ten opzichte van geld dus zeker in een belangrijk mate “vrijkopen” door afstand te nemen van zaken. Moet je werkelijk altijd de laatste I-Phone hebben, heb je echt een auto nodig? En is die villa op 1000m2 nodig of zou een leuk stadsappartement ook volstaan?
5. Het investeringsniveau.
Je kan leven zoals je wil en consumeren wat je wil, voor “later” hoef je ook niets meer op zij te zetten en je hebt nog ruim centen over, dan kom je in het investeringsniveau. Je kan je overschotten gebruiken om economische of sociale projecten op te zetten. Je investeert in bedrijfs- en welzijnsprojecten; Dit niveau is meestal slechts voorbehouden voor de zogenaamde “one percenters” de rijkste één procent van de bevolking.
6. Het machtsniveau.
Om werkelijk een maatschappelijke macht op te bouwen die vooral of zelfs enkel gebaseerd is op geld moet je meestal over aanzienlijke fortuinen beschikken. De ex-topman van een middelgroot bedrijf die zijn pensioenfonds van bijvoorbeeld drie miljoen getrokken heeft zal het je kunnen vertellen; na zijn pensioen is zijn impact wellicht tot het vriespunt gezakt; jawel hij heeft een comfortabele oude dag, maar zonder die paar bestuursmandaten is zijn maatschappelijke invloed beperkt tot een vriendelijke glimlach van de lokale middenstand. Als je macht en impact wil onttrekken puur aan de inzet en omvang van je geldvoorraad, dan spreken in Belgische termen over minstens tien miljoen Euro, en dan is je speelruimte nog heef beperkt; enkel de club van de 100 plussers zal een bredere impact bezitten; en dan wordt die verworven door voetbalclubs- en wielerploegen te kopen :). Elk niveau heeft zijn regels.
Geld is omnipresent en het kan een aanzet tot geluk zijn; de meeste mensen denken er toch zo over? Ik zie ze tweemaal in de week aanschuiven in de winkels – de lotto-spelers, allemaal dromend van het betere leven dat een pak geld zou brengen. En het is ook wel zo, je iets meer kunnen kopen, misschien je belangrijkste goed : “meer vrijheid” kunnen kopen zal je wellicht een tijdelijke vorm van geluk- of geluksgevoel bezorgen. Maar we zitten goed fout als we denken dat een permanente obsessie voor het verhogen van de stapel geluk brengt; denk maar eens over de miserie die erfenissen in families teweegbrengen. Als het verzamelen van geld een dwang wordt brengt het je geen enkel geluk.
Welstand die geleidelijk en rechtmatig opgebouwd is en in balans wordt besteed is wellicht de beste insteek om goed met het fenomeen om te gaan.
Herdenk de lotto vraag nog eens – wat zou je werkelijk willen doen mocht je met de lotto winnen, formuleer ze als : hoe zou ik mijn leven een duurzame (mijn excuses voor het gebruik van dit woord:)) positieve wending geven. En wat zou ik eigenlijk nu al kunnen doen zonder die lotto-pot om dat te bereiken?
Vergeet ook nooit dat geld weliswaar de grootste conventie onder mensen ooit is; maar het blijft een conventie, dus vermijd uitspraken zoals : “ze zijn er toch voor betaald om dat te doen?”; voeg vriendelijkheid en respect toe aan je betaling, dat maakt je een beter mens.
wordt vervolgd of wees vrij om commentaar te geven
Commentaar van maat Jeroen : eens ergens gelezen: “Wat je bezit, bezit jou. Zorg dat je er niet door bezeten raakt”. “Wat je vastpakt, grijpt jou beet. Zorg dat je niet beetgenomen wordt”.
Ben ik volkomen mee eens!
update : dat gedoe met Bitcoin geeft een extra dimensie aan dit verhaal, mijn analyse : Bitcoin is een tulpebol met haar op
Pingback: De Praktische Boeddha – The Practical Buddha | De Praktische Boeddha
Wel Geert, hierop kan ik u alvast zeggen dat ik nog nooit voor geld gewerkt heb. Heb altijd gedaan wat ik graag deed en dacht dat het dan wel vanzelf ging komen maar zo simpel is het niet dus nu ga ik de komende jaren eens voor geld werken !
Hey Geert,
Momenteel zit ik een beetje op overlevingsniveau, Heb ook altijd gewerkt vanuit het idee: ik zou wel willen dit of dat doen maar er moet nu eenmaal brood op de plank.
Nu werk ik deeltijds, heb minder om rond te komen, maar doe meer wat ik echt wil. Gevolg: gelukkiger + het gevoel alles meer zelf in handen te hebben.
Ik zou het iedereen aanraden of om het met Stefan Hertmans (vanmorgen id Standaard) te zeggen: halveer je bezit en verdubbel je mogelijkheden!
Catherine, bedankt voor je heel zinvolle reactie, ik heb geen krant gekocht vandaag, dus kan het er niet op nalezen, maar ik volg de redenering dat “meer” heel dikwijls je niet naar je beste niveau brengt.
Comment van Jeroen : eens ergens gelezen: “Wat je bezit, bezit jou. Zorg dat je er niet door bezeten raakt”. “Wat je vastpakt, grijpt jou beet. Zorg dat je niet beetgenomen wordt”.Het is klassiek: “dingen” en “bezit” zijn op zich uiteraard niet mis. Het wordt pas problematisch wanneer je er je eigenwaarde moet uithalen of je innerlijke leegte moet mee compenseren. En … waar stopt het verzamelen/vergaren van “dingen”. Nu, zoals je zelf ook al schreef, beken ik meteen ook maar dat ik er zelf ook al ben door “beet genomen
mooi onderbouwd en duidelijk.
jammer dat aan één van de mooiste en meest terechte zinnen een “t”-je teveel besteed werd.
Welstand die geleidelijk en rechtmatig opgebouwd is en in balans besteedt wordt is wellicht de beste insteek om goed met het fenomeen om te gaan.
@Greet, bedankt voor je comment; ik weet het : ik moet al mijn stukjes nog herlezen op taal, spelling en interpunctie, ik ben die “t” teveel aan ‘t zoeken :). Als al mijn onderwerpen klaar zijn bundel ik het in een (e-)boek. Alles wordt trouwens ook vertaald in ‘t Engels en ‘t Chinees :).
Geert , ik zit op het comfortniveau en wens daar ook te blijven. Op hogere niveaus wordt geld een doel op zich en op lagere niveaus zit je niet echt ( financieel ) comfortabel. Thx voor de interessante visie.