Update augustus 2018 : Uber-flagellant Bert Bultinck schakelt in zijn opiniestuk in Knack nog een paar versnellingen hoger in de masturbatie-oefening om het hoogste schavot te halen als zelbeschuldigende Vlaming; dat hij zich hierbij zelf wegzet als racist gaat aan hem voorbij; “witte Vlamingen” willen blank geheten worden net als zwarten terecht geen “neger” willen genoemd worden, wil je dat respecteren meneer Bultinck, je haalt hiermee nog net het niveau van een café scheldpartij.
In Gent mogen ze mij nu niet meer uitschelden of toch? Misschien mag je het woord allochtoon niet meer gebruiken, maar er is een nieuw hip scheldwoord : “wit”, een zekere Annelies Verbeke bestond het om in één interview in De Standaard te poneren dat mensen van kleur wel zelf kunnen bepalen hoe ze aangesproken willen worden, waar ik volledig achter sta, maar een eind verder vindt ze dan toch maar dat ze “blanke” mensen gewoon als “wit” wil aanspreken en die moet je die keuze niet laten. Dit ter introductie, de rest is luchtiger
In Knokke noemden ze me indertijd een “aangespoelde” en ook al ben ik van de streek; ik spreek geen Knoks of Westkappelles, hoezeer ik ook mijn best doe, ik sla alle West-Vlaamse dialecten door elkaar met mijn : “moa vent toch”, “moa gauw zeg” of “wuk zegjen?”; mijn autochtone Knokse vrienden kijken dan ook meewarig als ik mijn best doe om mijn talenkennis te etaleren. Gelukkig is Knokke een multicultureel dorp, in de winter wordt het helaas omgebouwd tot een ouwemannenhuis of in beleefde termen : een rust- en verzorgingstehuis, maar daarover heb ik mijn ongenoegen hier al eerder geuit. In “het dorp” kan je bij de winkeliers zowel in ‘t Duits, Frans en zelfs Hollands terecht, dus het gebrek aan kennis van de lokale taal hoeft geen handicap te zijn, dat ze daar maar eens een puntje aan zuigen in Brussel . Nu, in Knokke-Heist moet je al een paar uur rondlopen om eens een autochtoon tegen te komen, dus een mens voelt zich hier niet snel uitgesloten, het feit dat je je geen Ferrari kunt veroorloven moet je gewoon counteren met de truk die ik gebruik : “hij is in onderhoud” en niemand neemt het je kwalijk dat je een beetje liegt daarover om erbij te horen :). Al een geluk dat de “Tesla plaag” hier nog onder controle is . Ik breng ook veel tijd door in Deinze, Deingze voor de kenners, je weet wel dat industriestadje van de reclame van Arsène Weba, de zeemzoete geur van de Molens van Dossche die je overvalt als de wind verkeerd zit moet je erbij nemen, anders was er geen brood in Vlaanderen, en van de beste jenever : Filliers, weet ik van zeggen want ik drink geen jenever. Na twintig jaar ben ik ook hier nog steeds een “niet geïntegreerde allochtoon”; aan het Deingzes waag ik me niet, ik maak me er nog belachelijker in dan in ‘t Knoks, als mijn buur, boer André begint met “k goa ui ne keer wa vertellen hé …” luister ik geboeid, maar na drie lijnen is het toch moeilijk volgen. Ik ben niet geïntegreerd, ga niet op café, neem niet deel aan het lokale verenigingsleven; ik groet de mensen uit de straat van in het begin heel vriendelijk en krijg met uitzondering van een knorrige dame die hier paarden lopen heeft een heel vriendelijke groet terug. Laatst heb ik zelfs voor het eerst een praatje geslagen met een hartelijke meneer een eindje verderop. Met mijn directe buren Maria en André daarentegen onderhoud ik de beste contacten, gepensioneerde boeren met een passie voor de stiel, André de tachtig gepasseerd kon je tot voor kort nog dagelijks in ‘t veld zien, hun tractor is van de jaren vijftig van de vorige eeuw, prachtexemplaar. Ik doe nochtans mijn best om me “in te passen” hoor; ik heb steeds met enige afgunst staan kijken hoe een tachtigjare met een zeis zo zwierig zijn hoog gras te lijf gaat, pure Streuveliaanse Vlaschaardtaferelen, helaas heeft André door gezondheidsproblemen een poos geleden de zeis moeten inruilen voor een looprek :(. Ik heb het ooit aangedurfd om mijn eigen kunnen terzake te testen; ik heb zelf wel een zeis maar die is zo verroest dat je er nog geen dorre spriet mee kan omverhalen, en toegegeven : dit avontuur aangaan zonder wat uitleg zou gevaarlijk zijn; ik ben dus de zeis en de wetsteen van André gaan lenen en zag mezelf al in een heroïsch tafereel, Geert met de zeis; André bevestigde me nog : een beer van een vent zoals jij gaat dat goed kunnen want je moet kracht en souplesse hebben. Je moet weten : op de buiten ben je verplicht om je graskanten te maaien, tot nog toe heb ik altijd “gezeurd” en liet dat door gehuurde hulp doen, nu niet meer dus; op een prachtig zonnige dag aan ‘t eind van zomer begeef ik me in mijn blote torso naar de graskant, gewapend met de zeis van André; in mijn gedachten ben ik de jonge zoon van boer Vermeulen in de sequel van de Vlaschaard, ik een puber van vijftig :). Met grote halen zoals André me instrueerde, start ik aan de nobele taak, 200 meter graskanten korten; heimelijk hoop ik dat wandelaars mijn aan het werk zullen zien, hoog zwaaiend met de zeis, de spieren gespannen, een echte boerenzoon van Deingze; na vijftig meter moet ik volkomen onder ‘t zweet en pijn in de rug pauzeren, ik leg me op de zetel om een halfuur en te rusten en begin ondertussen te hopen dat er niemand getuige was van mijn zielige poging; maar ik ben geen opgever; de andere honderdvijftig meter moeten er ook aan geloven, pijn over gans mijn -nochtans getrainde
– lijf neem ik erbij; ik haal het, niemand heeft het gezien, gelukkig maar; trots op mijn prestatie, of toch weer niet want het eindresultaat is bedroevend, ja er is wat gras gemaaid, maar gans het stuk blijft vol weerbarstige plukken staan … de weg naar integratie in Deinze wordt nog lang en lastig … misschien toch maar mijn woordenboek Knoks weer bovenhalen?
Ik ga mijn dubbele nationaliteit Gentenaar-Deinzenaar toch maar aanhouden, zoals in mijn intro gezegd mogen ze mij in Gent niet meer uitschelden voor “allochtoon”; ik spreek trouwens een aardig mondje Gents, maar in mijn jonge Gentse jaren maakte mij men op een andere manier duidelijk dat ik een allochtoon was : “gij zijt van de buiten zeker?”; “ge zijt dus nen boer, want ge spreekt “boers”. En “boers spreek je uit met de Gentse “r” en slaat op alles wat niet Gents is of Vlaams met een zwaar Gents accent. Gaan ze het denigrerende woord “boers” nu ook schrappen? Maar een nieuwe vernedering is ondertussen al volop in zwang, overroepen schrijfsters willen me voor “wit” verwijten, ik prefereer “blank” als het mag en ik ben daarenboven behoorlijk bruin door ons prachtige weer :), dus ik laat me liever niet in een witte hoek plaatsen.
Schitterend ! Ik ken eveneens beide gemeentes en dialecten. Dat je Deinzes niet kent, is géén gemis, Geert ! Mbt die integratie: een Porche (of zelfs nu de BMW) bemoeilijkt dat toch wat naast die tractor uit de vijftiger jaren